René Samson (1948)

Zeven zielige zweetmeeuwen (2012) ** (band 1)

 

Wat maakt uw muziek uniek?

a. Geen idee.
b. Mijn diepe liefde en dito verbondenheid met de Muzikale Traditie (van de Machaut tot en met Nono).

Wat inspireert u bij het componeren?

Bij elk nieuw stuk kan dat iets anders zijn. Bij opdrachtstukken is voor mij vaak het contact met de musici die mijn muziek gaan uitvoeren een bron van inspiratie.

Hoe bent u componist geworden? Hoe bent u op het idee gekomen om te componeren?

Ik heb van jongs af intensief gemusiceerd: fluit en piano. Rond mijn veertigste jaar voelde ik mij als amateurfluitist erg beperkt in mijn verdere ontplooiingsmogelijkheden. Dat frustreerde me zeer. Door een compleet toeval begon ik te componeren en ervoer dat er plotseling een enorme wereld van mogelijkheden voor mij openging. Aanvankelijk vond ik het moeilijk mijn eigen gekrabbel serieus te nemen. Het uitgevoerd-krijgen van mijn werk door goede musici was hondsmoeilijk. Nadat ik enkele uitvoeringen van mijn werk door het onvolprezen Bridge Ensemble (Frans van Ruth – piano, Doris Hochscheid – cello en Jacobien Rozemond – viool) had gehoord, steeg mijn zelfvertrouwen aanzienlijk. Tegenwoordig gebeurt het steeds vaker dat ik zeg of schrijf: “Ik ben componist” zonder (inwendig) in lachen uit te barsten.

Waar komt de titel vandaan?

Anders dan ik had gedacht vond ik het helemaal niet makkelijk om dit stuk te schrijven. Ik heb de laatste jaren veelal behoorlijk lange en serieuze stukken voor beroepsmusici geschreven. Zoals elke romanschrijver weet, is het schrijven van korte verhalen een vak apart. Dat ervoer ik nu ook. Ik had eigenlijk al een paar mislukte probeersels in de prullebak gegooid, toen mijn vriendin me belde en opgetogen begon te vertellen over een prachtige wandeling die ze door de sneeuw gemaakt had. Ze vertelde dat ze langs een ijswak had gelopen waar een aantal vogels lekker aan het poedelen waren in het water. Ik dacht: “Tjakka. Dat is ‘t: die vogeltjes, hun geschud en getril om droog en warm te blijven, hun koddige Donald Duck motoriek”. Ik zag het helemaal voor me. Nadat ik de titel had bedacht, was het schrijven van het stuk een fluitje van een cent. Overigens is ’t aardig te vermelden dat de oorspronkelijke titel van het stuk “Zeven zielige zweetmeeuwen bij een prijzig ijswak” was. Op verzoek van Doris en Frans (“René, dit kan echt niet! Die titel is langer dan het hele stuk!”) heb ik de titel ingekort.

Op welk instrument bent u begonnen met spelen?

Fluit.

Wat was vroeger uw favoriete muziek en wat is uw favoriete muziek nu?

De Klassieken (Bach tot en met Tchaikovsky). Tot mijn dertigste had ik niet of nauwelijks geluisterd naar twintigste-eeuwse muziek, met uitzondering van een paar geheide kaskrakers: de Sacre, het Concert voor Orkest, enz. Vanaf het moment dat ik begon te componeren heb ik die achterstand grotendeels ingehaald. Voor mij behoren Boulez, Ton de Leeuw en Kurtag nu net zo goed tot het Pantheon der Goden als Bach, Beethoven en Mozart.

Aan welke kant stond u vroeger/nu, Beatles of Rolling Stones?

Geen van beide. Ik beschouw 99 % van de populaire muziek (waarvan ik zeer uitdrukkelijk Jazz en allerlei volksmuzieken uitzonder) als “zinloos akoestisch geweld” (om één van mijn goede muzikale vrienden te citeren); totaal overbodig en smaakbedervend. Toegegeven: de Beatles hebben een paar leuke deuntjes geschreven; daarop heb ik de Rolling Stones nooit kunnen betrappen. Eén van de zeer weinige populaire musici die ik wel au serieux neem is mijn goede vriend Lonny Ziblat, die overigens zeer geïnspireerd is door de Beatles, dus misschien zou ik mijn mening over de laatsten moeten herzien.

Foto: Annelies Kok-van Leengoed